Elementaire combinatoriek: Sommatie- en productteken
Eigenschappen van het somteken
Stel dat \(a_1=2\) en \(\displaystyle \sum_{j=2}^{5}a_j=10\). Gebruik deze gelijkheden en de eigenschappen van het somteken om onderstaande sommaties uit te rekenen.
\(\displaystyle\sum_{j=2}^{5}(a_j+3)={}\) |
\(\displaystyle\sum_{k=1}^{5}\frac{a_j}{2}={}\) |
\(\displaystyle\sum_{k=0}^{4}a_{k+1}={}\) |
Ontgrendel volledige toegang