Eigenwaarden en eigenvectoren: Eigenwaarden en eigenvectoren
Het begrip eigenwaarde en eigenvector
We beginnen met een voorbeeld van een lineaire afbeelding in het platte vlak. Verander de vector \(\vec{v}\) door zijn pijlpunt te verslepen en zie wat het effect hiervan is op \(L(\vec{v})\).
Hieronder bekijken we een meetkundig vlak met een vast gekozen oorsprong \(O\). Hierin is een groene positievector \(\vec{v}\) getekend, die je kunt wijzigen door de punt aan het einde van de pijl te verslepen.
We beschouwen een lineaire afbeeldig \(L\) op dit vlak en tonen steeds in rood het beeld \(L(\vec{v})\) van \(\vec{v}\) onder deze afbeelding.
Wijzig \(\vec{v}\) en zie hoe het beeld \(L(\vec{v})\) simultaan mee veranderd.
In dit voorbeeld zijn er twee situaties te creëren:het bestaan van een vector
We beschouwen een lineaire afbeeldig \(L\) op dit vlak en tonen steeds in rood het beeld \(L(\vec{v})\) van \(\vec{v}\) onder deze afbeelding.
Wijzig \(\vec{v}\) en zie hoe het beeld \(L(\vec{v})\) simultaan mee veranderd.
In dit voorbeeld zijn er twee situaties te creëren:het bestaan van een vector
- \(\vec{u}\) met \(L(\vec{u})=-\vec{u}\).
- \(\vec{w}\) met \(L(\vec{w})=2\vec{w}\).
Als \(L\) een lineaire transformatie van een vectorruimte is, dan noemen we een niet-nul vector \(\vec{v}\) met de eigenschap dat \(L(\vec{v})=\lambda \vec{v}\) voor zekere scalar \(\lambda\) een eigenvector van \(L\) en \(\lambda\) de eigenwaarde horende bij de eigenvector.
Ontgrendel volledige toegang