Stel dat de kans dat een neuron vuurt in een korte tijdspanne, zeg , constant is en gelijk aan en ook niet afhangt van het tijdstip waarop dit speelt. Definieer de functie als
De functie is een oplossing van het beginwaardeprobleem
en de oplossing is gelijk aan
Uit de definitie van de functie volgt
Immers: de kans dat het neuron niet vuurt in het interval
is gelijk aan het product van de kans dat het neuron niet vuurt in het interval
en de kans dat het neuron niet vuurt in het interval
.
Dus geldt:
Wanneer je
kleiner en kleiner kiest, dan kom je in het limietgeval
tot de differentiaalvergelijking
Omdat op tijdstip
het neuron nog niet heeft kunnen vuren, geldt
.
De functie is dus een oplossing van het beginwaardeprobleem
maar dit hoort bij een exponentieel verval proces en dus is de oplossing gelijk aan
De functie voldoet voor aan
en de oplossing is gelijk aan
Uit de definitie van de functie volgt
Immers: de kans dat het neuron
-maal vuurt in het interval
is gelijk aan het product van de kans dat het neuron
-maal vuurt in het interval
en niet in het interval
plus de kans dat het neuron
keer vuurt in het interval
en eenmaal in het interval
.
Dus geldt:
Wanneer je
kleiner en kleiner kiest, dan kom je in het limietgeval
tot de differentiaalvergelijking
Omdat op tijdstip
het neuron nog niet heeft kunnen vuren, geldt
.
De expliciete formule voor gaat met volledige inductie. Maar handiger is om
te definiëren en na te gaan (doe dit zelf!) dat hiervoor geldt
en dan te bewijzen dat
Voor hebben we
en dus
Voor hebben we
en dus
Stel dat de bewering klopt voor , dan geldt deze ook voor . Immers
en dus