Basisvaardigheden in R: Gebruik van R als een rekenmachine
Variabelen maken en ermee werken
Alles in R is een object. Met andere woorden, objecten kunnen vrijwel alles in R zijn, variërend van een enkel getal, een tekenreeks of een lijst met getallen tot zeer complexe structuren zoals de uitvoer van een plot of een samenvatting van een statistische analyse. Begrijpen hoe je objecten kunt maken en modificeren is de sleutel tot het begrijpen van R.
Een meer formele definitie van een object is die van een instantie van een bepaald type of klasse die bepaalde eigenschappen heeft. Een object in R kan andere objecten bevatten.
Voorbeelden
10
(geheel getal)
"Een korte zin."
(karakter object)
c(1, 2, 3, 4)
(vector object)
Variabele en toewijzing in R
Een variabele is een opslaglocatie die is gelabeld met een symbolische naam en die een hoeveelheid informatie bevat die vaak een waarde wordt genoemd. Deze waarde is eigenlijk een R object. Maar in tegenstelling tot een object heeft een variabele geen type met bepaalde eigenschappen. De naam 'variabele' geeft aan dat de inhoud ervan kan variëren. Merk op dat een variabele in R verschilt van het statistische en wiskundige concept van een variabele.
Variabelen zijn handig omdat je ze kunt gebruiken om informatie op te slaan of berekeningen mee uit te voeren. Het is alsof je verschillende vakjes hebt waarin je je gegevens efficiënt kunt organiseren en ermee kunt werken.
Om een variabele te maken, geef je deze eenvoudigweg een naam. Je kunnen vervolgens een waarde aan dit object toewijzen met behulp van de toewijzingsoperator <-
. De toewijzingsoperator is een samengesteld symbool dat bestaat uit een 'kleiner dan'-symbool < en een koppelteken - .
Om de huidige waarde van de variabele te bekijken, toets je eenvoudig de naam van de variabele in de console in of gebruik je de functie print()
in een R script. Een alternatief is inspectie van het Environment/History paneel omdat hier een overzicht bijgehouden wordt van alle variabelen die in de huidige R sessie gedefinieerd zijn.
Een variabele kan verwijderd worden uit de werkruimte via de functie rm()
.
Voorbeeld
Stel je voor dat je een variabele hebt die leeftijd heet. Je kunt deze variabele gebruiken om iemands leeftijd op te slaan, bijvoorbeeld 15 of 25. Later kun je in de opslaglocatie leeftijd kijken om te zien welke leeftijd daarin staat, of u kunt de waarde indien nodig wijzigen in een andere leeftijd, bijvoorbeeld een jaar ouder. Je kunt de leeftijd ook in een woord uitdrukken en in hoofdletters afdrukken. Onderstaande interactieve sessie illustreert dit.
> leeftijd <- 15 > leeftijd [1] 15 > leeftijd <- leeftijd + 1 > leeftijd [1] 16 > leeftijd <- "zestien" > toupper(leeftijd) [1] "ZESTIEN"
Berekeningen maken met variabelen
Werken met variabelen De belangrijkste reden om R te gebruiken is dat we het aan de software overlaten om zware berekeningen (inclusief statistische tests) uit te voeren op de inhoud van onze variabelen. We hoeven dat dus niet meer met de hand te doen, zoals we dat in de middeleeuwen deden, en we kunnen namen voor objecten gebruiken om de zaken gemakkelijker te maken. Aan de rechterkant ziet u een voorbeeldscript met aangegeven uitvoer. Het resultaat van een berekening kunnen we opslaan in een nieuwe variabele. Zoals: Vraag R om de inhoud van de variabele Toets nu de instructie Antwoorden: de inhoud van de variabele |
Voorbeeldscript # Enkele berekeningen met de variabele "leeftijd" |
Lijst met rekenkundige bewerkingen De meest gangbare rekenkundige operatoren voor objecten van type numeric zijn:
Operator | Naam | Gebruik | Resultaat |
\(\blue{\mathtt{\text{+}}}\) | plus | \(\mathtt{\text{x}}\)\(\mathtt{\text{+}}\) \(\mathtt{\text{y}}\) |
de som van \(\mathtt{\text{x}}\) en \(\mathtt{\text{y}}\) |
\(\blue{\mathtt{\text{-}}}\) | minus | \(\mathtt{\text{x}}\) \(\mathtt{\text{-}}\) \(\mathtt{\text{y}}\) | \(\mathtt{\text{x}}\) minus \(\mathtt{\text{y}}\) |
\(\blue{\mathtt{\text{*}}}\) | vermenigvuldigd met | \(\mathtt{\text{x}}\) \(\mathtt{\text{*}}\) \(\mathtt{\text{y}}\) | \(\mathtt{\text{x}}\) vermenigvuldigd met \(\mathtt{\text{y}}\) |
\(\blue{\mathtt{\text{/}}}\) | gedeeld door | \(\mathtt{\text{x}}\) \(\mathtt{\text{/}}\) \(\mathtt{\text{y}}\) | \(\mathtt{\text{x}}\) gedeeld door \(\mathtt{\text{y}}\) |
\(\blue{\mathtt{\text{^}}}\) of \(\blue{\mathtt{\text{**}}}\) | verheven tot de macht | \(\mathtt{\text{x}}\) \(\mathtt{\text{**}}\) \(\mathtt{\text{y}}\) | \(\mathtt{\text{x}}\) tot de macht \(\mathtt{\text{y}}\) |
Minder gebruikelijke, maar toch wel nuttige operatoren zijn:
Operator | Naam | Gebruik | Resultaat |
\(\blue{\mathtt{\text{%%}}}\) | modulo | \(\mathtt{\text{x}}\) \(\mathtt{\text{%}}\) \(\mathtt{\text{y}}\) | de rest bij deling naar integer van \(\mathtt{\text{x}}\) met \(\mathtt{\text{y}}\) |
\(\blue{\mathtt{\text{%/%}}}\) | gedeeld door en naar beneden afgerond tot een geheel getal | \(\mathtt{\text{x}}\) \(\mathtt{\text{%/%}}\) \(\mathtt{\text{y}}\) | het resultaat van deling van \(\mathtt{\text{x}}\) met \(\mathtt{\text{y}}\) en hierna afronding naar beneden tot geheel getal |